Mijn contouren van een referentieregio Limburg

23.03.2021 | # # 
Deel dit bericht

Het doel dat de Vlaamse Regering met de regiovorming nastreeft, is op zijn minst nobel: meer coherentie en minder verrommeling in de samenwerkingsverbanden tussen Vlaamse gemeenten. Ook de Vlaamse overheid zal de eigen (bestaande en nieuwe) regionale afbakeningen aligneren op de nieuwe referentieregio’s en poneert de vraag tot afstemming op deze regio’s ook op het federale niveau.

“Het heldere beeld van meer transparantie, meer efficiëntie en meer daadkracht dreigt te vertroebelen en elke ratio lijkt verdwenen.”

In de veelbelovende oefening heeft echter de hokjesgeest de overhand genomen. Met de cartografische voorstellen die mij in de afgelopen weken werden toegestuurd, kan ik een kantoorwand behangen. Het heldere beeld van meer transparantie, meer efficiëntie en meer daadkracht dreigt te vertroebelen en elke ratio lijkt verdwenen.

Opstap naar gemeentefusies
“De fusies”, aldus de Vlaamse regering in haar kadernota van  9 oktober 2020,  “nemen echter de noodzaak aan regionale samenwerking niet weg (…)”. De regiovorming dient volgens de minister op haar beurt wel om van onderuit de fusiegesprekken tussen burgemeesters te stimuleren. Als opstap naar gemeentefusies is het gekozen traject van regiovorming mijns inziens echter niet het juiste.

“De lijnen die nu doorheen onze provincie worden getrokken dreigen breuklijnen te worden. Bestaande samenwerkingsverbanden verdwijnen, nieuwe “buren” moeten op zoek gaan naar wederzijds vertrouwen.”

De regiovorming heeft namelijk een te dwingend karakter en duwt de Vlaamse burgemeesters in kunstmatige hokjes. Bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die buiten de lijntjes van de nieuwe regiogrenzen kleuren, lijken een eindig verhaal. Na 1 januari 2031 is hun voortbestaan immers afhankelijk van het fiat van de Vlaamse Regering. Nochtans hebben burgemeesters vaak bewust voor de huidige aanpak gekozen, gedreven door pragmatiek én de materie in kwestie.

De lijnen die nu doorheen onze provincie worden getrokken dreigen breuklijnen te worden. Bestaande samenwerkingsverbanden verdwijnen, nieuwe “buren” moeten op zoek gaan naar wederzijds vertrouwen. Hierdoor zal het vaak nog prille fusiedebat tussen burgemeesters op de achtergrond verschuiven.

Lessons learned
Fouten maken is een synoniem van leren. Deze stelling gaat blijkbaar niet altijd op. Zo lijkt de Vlaamse Regering – en de vele betrokkenen die momenteel nog aan de tekentafel zitten voor de (opdeling (?) van de) referentieregio Limburg – geen lessen te trekken uit de afslankingsoperatie van de provincies. In een recent verleden, per 1 januari 2018, was de volledige overdracht van alle persoonsgebonden bevoegdheden, hetzij naar het Vlaamse niveau, hetzij naar het gemeentelijke niveau, een feit. Ook cultuur was één van de bevoegdheden die de provincies werd ontnomen. Dit bleef niet zonder gevolgen.

Cultuur is momenteel een bevoegdheid van de Vlaamse overheid. Door het gebrek aan grote(re) centrumsteden in Limburg zijn investeringen in cultuur in de andere provincies voor Vlaanderen interessanter. We zien hierdoor in onze provincie op cultuurvlak een leegte ontstaan. Maar we moeten vermijden te belanden in een culturele woestijn met hier en daar een luchtspiegeling. Wegens diezelfde reden staat Limburg bij een doorgedreven toepassing van het subsidiariteits-beginsel, een overheveling van steeds meer bevoegdheden naar het lokale niveau, betrekkelijk zwak.

“Iedereen die de (meerwaarde van de) provincie serieus neemt, moet nú durven nadenken over Limburg in het post-provincie tijdperk.”

Limburg werkt, vandaag én morgen
De Vlaamse regeringsnota tot afbakening van de referentieregio’s “heeft geen betrekking op de huidige rol van het provinciale bestuur en doet terzake ook geen voorafname”. Ik voer mijn betoog hier dan ook lós van de discussie over het voortbestaan van de provincies. De nieuwe regio’s worden bovendien niet in het leven geroepen als een nieuw bestuursniveau, maar wél als afstemmingsniveau.

Zowat elke glazen bol zal tonen dat de provincies zullen worden afgeschaft; alleen de timing is nog onduidelijk. Maar iedereen die de (meerwaarde van de) provincie serieus neemt, moet nú durven nadenken over Limburg in het post-provincie tijdperk. De uitzonderingen op de afbakening van de referentieregio’s in Limburg, namelijk de samenwerkingsverbanden die op supra-regionaal niveau en dus over het volledige grondgebied van de provincie Limburg blijven bestaan, werden reeds officieel in de regeringsnota vastgelegd.  Toont dit niet reeds afdoende de noodzaak aan van 1 referentieregio Limburg?

Nog leeshonger? Hier vindt u mijn opiniebijdrage “2 Limburgen, 1 Europese Topregio